In 1977 besloot de landelijke admiraliteit een nieuwe Scoutingboot – de leliejol – te realiseren. Een commissie ging aan het werk met het doel om naast de lelievlet een andere Scoutingboot het licht te doen zien voor die categorie zeeverkenners, die problemen hadden met de grootte, zwaarte en het onderhoud van de gevoerde lelievlet. Na overleg met de Kleine Vlootraad werd gekomen tot een aantal eerste ontwerptekeningen voor een nieuw te bouwen Scoutingboot. Financieel bleek het een en ander helaas niet haalbaar.
Binnen de landelijke admiraliteit werd in het najaar van 1978 besloten alsnog een poging te wagen. Een nieuwe commissie kreeg de opdracht om een marktonderzoek te houden. De conclusie hiervan was dat er met twee types een seizoen proef worden gevaren. Door technische onvolkomenheden en het ontbreken van voldoende leveringsgarantie, bleken ook deze modellen voor Scouting niet bruikbaar.
De volgende stap was om zelf een boot te ontwerpen. Een jaar lang is een groep Scoutingleden enthousiast bezig geweest met het ontwerpen van de boot. Op het moment dat het ontwerp omgezet zou worden in een proefmodel, verscheen er op de botenmarkt echter een polyester roeivletje. Er werd besloten het eigen ontwerp voorlopig in de ijskast te zetten en gebruik te gaan maken van het roeibootje. Het roeibootje werd voorzien van een midzwaard en nog vele kleine aanpassingen en in mei 1981 werd de eerste leliejol als proefmodel te water gelaten. Na een proefseizoen werd geconcludeerd dat deze boot technisch aan de door Scouting Nederland gestelde eisen voldeed.
De verkoop binnen Scouting Nederland ging helaas erg traag, terwijl de verkoop aan de binnenvaart wel goed verliep. Daarom werd de mogelijkheid geopperd een stalen versie te bouwen met vergelijkbare eigenschappen. Met behulp van een Commodore C64 en een IBM cadcam-systeem werden de gegevens van de leliejol omgerekend en is de juniorvlet ontstaan. De 4 meter lange juniorvlet is door Henk Bos in 1983 ontworpen als bijboot voor de zeetjalk Linquenda.
Het ontwerp is zo uitgevoerd dat het een stalen zusje zou zijn van de leliejol met hetzelfde zeil- en lateraalpunt. Tevens kon hij dienen als aanvulling op de bestaande schepen zoals de lelievlet en de lelieschouw. Even stevig en even degelijk van uitvoering, maar met een paar extra eigenschappen die eigenlijk niet onvermeld mogen blijven. De belangrijkste hiervan zijn de ongekend gemakkelijke manoeuvreerbaarheid en de geringe krachtsinspanning, die nodig is om met dit scheepje te varen. Door zijn lage gewicht en zijn betrekkelijk kleine afmetingen is hij uitstekend trailerbaar en gemakkelijk op te bergen voor de winter.